Beeldenpark de Havixhorst

Theresia van der Pant

(Schiedam, 1924 – Amsterdam, 2013)

In 1944 leerde Van der Pant in Rotterdam Eva Mendlik kennen, dochter van beeldhouwster Julia Mijnssen. Zij wilde na de oorlog naar de Rijksakademie gaan en Van der Pant besloot met haar mee te gaan naar Amsterdam. Na de Rijksnormaalschool (1945-1946) werden zij in 1946 allebei aangenomen bij de Rijksakademie van Beeldende Kunsten. Eén jaar kregen zij les van Jan Bronner, die daarna werd opgevolgd door Piet Esser. Hij liet zijn studenten veel modelleren in klei en was naar levend model. Dankzij een studiebeurs vervolgde Van der Pant haar opleiding in Brussel bij Oscar Jespers (1887-1970). Hier leerde ze vooral hakken in steen. Terug in Amsterdam kreeg ze via Arie Teeuwisse een atelier op Wittenburg, in een schoolgebouw waar ook Jan Meefout, Cor Hund en Fioen Blaisse werkten. Nadat Van der Pant in 1953 de zilveren medaille van de Prix de Rome had gewonnen reisde ze het jaar erna naar Florence, Ravenna en Rome. Met Mendlik bezocht ze in 1955 de internationale zomeracademie in Salzburg, waar Giacomo Manzù beeldhouwlessen gaf. Op zijn uitnodiging assisteerden zij hem het jaar erna in Milaan bij het uitvoeren van zijn beelden. Op een tentoonstelling van Nederlandse beeldhouwkunst in 1957 in Museum Boymans-van Beuningen in Rotterdam trokken dierplastieken van Van der Pant de aandacht. Zij ontwikkelde zich tot een befaamd dierbeeldhouwer en observeerde in Artis vaak het gedrag van dieren. Vanaf 1968 bracht zij meer beweging in haar beelden. Verspreid over Nederland staan veel dierbeelden van haar in de openbare ruimte. Het ruiterstandbeeld van koningin Wilhelmina op het Rokin in Amsterdam, ongetwijfeld haar meest bekende werk, neemt een bijzondere plaats in haar oeuvre in. Van der Pant maakte ook enkele portretten, onder meer van vrouwenactiviste Aletta Jacobs en componist Igor Strawinsky. Daarnaast ontwierp zij een aantal penningen.

In 1965 kreeg Van der Pant een aanstelling bij de Rijksakademie. Tot 1979 doceerde ze technische vaardigheden van het steenhouwen en volgde daarna Piet Esser op als hoogleraar, wat ze tot 1982 bleef.

 

Ruiterstandbeeld koningin Wilhelmina (1969-1972)

Brons, 220 x 95 x 200 cm

 

In 1968, het jaar waarin Theresia van der Pant de opdracht kreeg een monument voor koningin Wilhelmina voor Amsterdam te ontwerpen, werden er twee standbeelden van de in 1962 overleden vorstin onthuld. Zowel Mari Andriessen, die het beeld voor Utrecht ontwierp, als Charlotte van Pallandt, die het beeld voor Rotterdam maakte, hebben haar als oudere, onverzettelijke vrouw weergegeven. Aanvankelijk dacht Van der Pant er ook over om de koningin weer te geven als ‘moeder van het verzet’, maar toen zij een foto van Wilhelmina als jong meisje te paard zag besloot zij een ruiterstandbeeld te maken. In Nederland bestaat er geen traditie om ruiterstandbeelden op te richten en daarom was dit een bijzondere keuze. De opzet van het beeld is tamelijk complex en toont verschillende contrasterende lijnen, bijvoorbeeld de tegengestelde richting waarin ruiter en paard gewend zijn. In de doordachte en plastische vormexpressie is de invloed van het moderne naturalisme terug te zien van Italiaanse beeldhouwers als Marino Marini en Giacomo Manzù.